School #NT2school
luisteren - слушать
vragen (vroeg, vroegen, gevraagd) - спрашивать
vragen stellen - задать вопро
zwijgen (zweeg, zwegen, gezwegen) - молчать
spreken (sprak, spraken, gesproken) - говорить
babbelen (= kletsen) - болтать
praten (praatte, praatten, gepraat) - говорить
de vinger - палец
de vinger opsteken (stak ... op, staken ... op, opgestoken) - поднять палец (аналог «поднять руку»
fluisteren - шептать
in de rij - в ряд, в очереди
wachten (wachtte, wachtten, gewacht) - ждать